woensdag 3 december 2008

Werkwoordspelling 2 - De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

In het vorige hoofdstuk heb ik laten zien hoe je de persoonsvorm vindt in de zin: als je de zin vragend maakt, komt de persoonsvorm op de eerste plaats te staan.
De volgende stap is om te kijken in welke tijd de zin staat. Dit heeft namelijk gevolgen voor de spelling van de persoonsvorm. In eerste instantie zullen we ons concentreren op twee mogelijkheden: tegenwoordige tijd (=t.t.) en verleden tijd (=v.t.).
Als een zin in de tegenwoordige tijd staat, betekent het dat het zich nu afspeelt. Als een zin in de verleden tijd staat, betekent het dat het zich in het verleden afspeelde. Bijv:
Ik gooi de bal. = nu
Ik gooide de bal. = in het verleden.
Meestal is de tijd van de zin wel duidelijk. Als je het niet direct ziet, kijk dan of je het woord gisteren of vandaag toe kan voegen. Als je deze twee afwisselt, zie je dat de persoonsvorm verandert.
Vandaag gooi ik de bal.
Gisteren gooide ik de bal.

Het is in ieder geval belangrijk dat je de om-te-vorm van het werkwoord vindt. Deze geeft je altijd de basis voor de tegenwoordige tijd:


om te gooien = goed Nederlands
om te gooiden = geen goed Nederlands

Als je de om-te-vorm van het werkwoord hebt gevonden, kunnen we daar alle vormen van het werkwoord mee gaan maken. In de tegenwoordige tijd kent een werkwoord drie vormen:

enkelvoud-------ik-------------------------------------gooi
------------------jij, u, hij, zij, het (= een ander)----gooit
meervoud-------wij, jullie, zij-----------------------gooien

De meervoudsvorm is altijd gelijk aan de om-te-vorm. Voor de ik-vorm kunnen we een sommetje maken:

---om-te-vorm
--------------en -
----ik-vorm
-------------t +
een ander-vorm

Bijvoorbeeld:
om te--------gooien
-------------------en -
----ik---------gooi
--------------------t +
----een ander-gooit

Let op:
1) bij werkwoorden met een dubbele medeklinker in het midden, moet je medeklinker + en van de om-te-vorm aftrekken:
om te--------likken
-----------------ken -
----ik--------lik
-----------------t +
--een ander likt

2) bij werkwoorden met een open lettergreep, moet je na het aftrekken van en voor de ik-vorm nog een klinker toevoegen, zodat de lange klank in de om-te-vorm terugkomt in de ik- vorm:
om te-----lopen (lange klank)
--------------en-
-----------lop (korte klank -> niet goed)
-------------o +
--------ik loop
---------------t +
een ander loopt

3) bij werkwoorden waarbij de om-te-vorm -en eindigt op z of v, moet die z of v in de ik- vorm verandert worden in een s respectievelijk f (we schrijven immers nooit een z of v aan het eind van een Nederlands woord):
om te------verven
-----------------en -
-------------verv (mag niet -> verander de v in een f)
--------ik---verf
-----------------t +
een ander verft